De emigrant 

Het paspoort in de zak, een rugzak op de rug.. Mhand, analfabeet, trok uit om te emigreren.

En Fatima maakt, jaar na jaar, haar ogen op  en verft haar lippen. Zoals de dorstige dorst naar appels of naar abrikozen, zo verlangt zij naar haar man. Maar in haar buik geen vlinders; angst, angst dat hij ginder zal hertrouwen.

Mhand is analfabeet… Een Europeaan spreekt tot hem. In welke taal moet bij antwoorden? Wat moet hij tegen hem zeggen? Zal hij zijn lippen bewegen? Zal hij gebaren met zijn handen? Zal hij zeggen: ‘Nee’? Zal hij zeggen: ‘Ja, zo is het’? Wat moet hij doen? In welke taal kan hij spreken?

Tegen Fatima zeggen ze: ‘Hij zal trouwen met een westerse vrouw. Bereid je maar voor op de terugkeer naar het vaderlijk huis. Daar mag je cactusvruchten van hun stekels ontdoen’.

Voordat Mhand vertrok had men hem een ding goed geleerd: ‘Doe je werk en blijf uit de buurt van extremisten!’ Hij werkte in de fabrieken. Hij maakte wc’s schoon’. Hij waste de borden af. Hij maakte de bedden op. Hij zag in dat hij zou blijven. Hij heeft zijn vrouw gehaald. Hij heeft kinderen verwekt die groot werden en naar school gingen. Het Berbers zijn zij vergeten, Nederlands spreken zij als water. 

Hij is verdwaald, het spoor bijster in de leegte van een woestijn. Zal hij blijven, zal hij teruggaan? Een roofvogel koos zijn gezin als prooi. 

De week van de vijgenpluk is versteken. Zijn kinderen doen zijn hart breken. De ene zoon woont in de bajes, de andere wil van paspoort veranderen. Het brood blijft steken in zijn keel. De bom blijft steken in de spreeuw. Zijn gezin heeft hij herenigd. Hijzelf, uiteindelijk, is nergens meer.

Uit: Mohamed Chacha (1955-2016) Honger, naaktheid en de vlucht voor de honden. Rebelse verzen, Utrecht 1993




De woede van de Rif: de kloof tussen beide Marokko’s verdiept zich

Vertaling van het interview met Pierre Vermeren, onderzoeker gespecialiseerd in Marokko, en werkzaam aan de Universiteit Paris-I in Frankrijk, gepubliceerd in Libération op 30 mei 2017.

Nasser Zafzafi door Achraf Bellaali ©

Na de arrestatie van talloze leiders, de afgelopen dagen, kunnen de protesten bij het geringste incident ontaarden in geweld, volgens wetenschapper Pierre Vermeren.
De woede van de Rif: de kloof tussen beide Marokko’s verdiept zich.
Zijn afschuwelijke dood heeft de Marokkaanse Rif wakker geschud : Mohsin Fikri, visverkoper, werd op 28 oktober vorig jaar verpletterd in een vuilniswagen, toen hij probeerde te voorkomen dat zijn handelswaar (500 kilo illegaal geviste zwaardvis), die in beslag was genomen door de politie, vernietigd zou worden. Sindsdien protesteren de inwoners van Al Hoceima vreedzaam tegen, alles bij elkaar, het autoritaire systeem, de corruptie, de massale werkloosheid, de armoede… En vervolgens ook tegen de repressie : een dertigtal leiders van de Hirak (de ‘beweging’) zijn de laatste dagen gearresteerd, onder wie de belangrijkste leider van de protesten, Nasser Zafzafi, 39 jaar, na twee dagen van spanning.
Pierre Vermeren, gespecialiseerd in Marokko, en onderzoeker aan de Universiteit Paris –I, gaat in op de oorzaken van de protesten.

Zeven maanden na de dood van Fikri is de  dat?

De emoties liepen hoog op onder de bevolking. Dat hebben de Marokkaanse autoriteiten goed begrepen, en ze hebben, bij wijze van uitzondering, een voorbeeldige reactie willen geven. Er zijn onmiddelijk ministers afgestuurd op de familie Al-Fikri. Justitie heeft haar werk verricht, er zijn mensen veroordeeld. Het Paleis heeft gedacht dat de situatie vanzelf zou kalmeren. Maar de Riffijnen zijn koppig. De beweging heeft een sneeuwbaleffect gehad, en is zelfs gegroeid, dankzij twee factoren. De ene factor is recent : sinds de Arabische Lente nemen de mensen geen blad meer voor de mond, en durven ze misstanden luid en duidelijk aan de orde te stellen. De andere factor is historisch, dat is de ‘Riffijnse geest’.

Een traditie van opstanden?

In heel Marokko hebben de Riffijnen de reputatie moeilijke mensen te zijn, koppig, en dat ze ruziezoekers zijn. Dat schrikt een beetje af. De Rif is de dichtstbevolkte regio van het land. Deze Mediterrane bergstreek heeft zijn eigen specifieke geschiedenis, het is een nogal geïsoleerde en behoudende samenleving. Deze vorm van marginaliteit berust op een verleden waar de Riffijnen uitermate trots op zijn. In het bijzonder is de Riffijnse oorlog – en de kortstondige ‘Republiek van Abdelkrim’ (van 1921 tot 1927, noot van de redactie) zeer belangrijk in de herinneringen. Al-Hoceima was ook een middelpunt van het ‘broodoproer’ in 1984. Tijdens de Marokkaanse Lente was het de enige stad waar doden vielen [vijf personen kwamen om in een brand in een bankgebouw tijdens een manifestatie.

Het is een van de armste streken van het koninkrijk…

Dat wat eerst een specifiek cultureel aspect was van de Rif, is een economisch aspect geworden. De enige bronnen van inkomsten zijn het geld van de emigranten, van de smokkel en van de teelt van en handel in hashisch. Het is grotendeels Hassan II die hiervoor verantwoordelijk is, want nadat de opstand in de Rif van 1958 – 1959 op uiterst wrede wijze onderdrukt was, heeft de koning de regio gestraft omdat men de euvele moed had gehad tegen de Marokkaanse Staat in opstand te komen. Mohammed VI heeft geprobeerd dit isolement te doorbreken. Een van zijn eerste reizen was naar de bakermat van Abdelkrim, waar hij aankondigde de Berber-cultuur te willen erkennen. Op politiek niveau heeft hij zich omringd met diverse Riffijnse adviseurs. Op economisch niveau heeft hij veel middelen toegewezen aan het Agence des provinces du Nord. Maar de investeringen hebben zich geconcentreerd aan de beide uiteinden van de regio, Tanger en Oujda. De afstand tussen deze beide steden is 500 kilometer. Er is een snelweg aangelegd, maar dat levert geen eten op en dat creëert geen activiteiten.

Ligt de sociale kwestie ten grondslag aan deze opstand?

De grote steden in het land hebben zich sinds een jaar of vijftien ontwikkeld : Casablanca, Rabat en zelfs Tanger. Maar in de Rif ontbreekt het nog steeds aan alles; infrastructuur, ambtenaren, werkgelegenheid et cetera. De kloof tussen deze beide Marokko’s wordt steeds groter. Tot nu toe was emigratie een ontsnappingsmogelijkheid. Het land is op het nippertje de dans ontsprongen in de jaren 80, 90 en 2000 doordat miljoenen mensen erin slaagden te vertrekken. Daarentegen is de emigratie opgehouden in 2008 toen de Europese crisis uitbrak. De jongeren kunnen nu geen kant op. Dat is een factor om rekening mee te houden om de huidige woedeuitbarsting te begrijpen en te verklaren.

Nasser Zafzafi op het dak van zijn ouderlijke woning in Bario, Alhoceima. Foto door Achraf Bellaali ©

Nasser Zafzafi is gearresteerd nadat hij de preek van een imam had onderbroken, afgelopen vrijdag. Heeft het conflict ook een religieuze dimensie ?

Ja, dat is voor de koning een rode lijn die niet overschreden mag worden. De Staat schept van de Riffijnen het beeld dat ze separatisten zijn, en dat ze op etnische basis opereren, zodat het koninkrijk gedestabiliseerd wordt. De imam heeft de manifestanten in Al-Hoceima verweten dat ze ‘fitna’ aanmoedigden, tweedracht en chaos, en dat is een zeer ernstige beschuldiging. De grote vraag is de kwestie van de Leider der Gelovigen. (het gegeven dat de koning de hoogste religieuze leider is)

Het Riffijnse nationalisme is, historisch gezien, niet anti-religieus, eerder het tegenovergestelde, maar het behelst wel een breuk met deze trouw aan de sultan of machthebber. Dus, voor het Paleis betekent dit dat als de bevolking weigert trouw te zweren aan de koning als Leider der Gelovigen en in zijn naam het gebed te verrichten, het systeem zal instorten. Toen Zafzafi de imams verweet ‘betaald te worden door het Paleis’ lag dit gegeven er impliciet aan ten grondslag. En iedere Riffijn weet dat.

Kan de arrestatie van de leiders de beweging stoppen?

De Staat heeft ervoor gekozen een streep te trekken op de eerste dag van de ramadan, een maand waarin iedereen gespannen is en er maar weinig voor nodig is om zaken te laten escaleren. Ik voorzie twee mogelijke scenario’s. Beroofd van zijn leiders, kan de beweging uitgaan als een nachtkaars. Of de zaak ontaardt in geweld. Bij het minste of geringste, waneer er bijvoorbeeld een demonstrant omkomt, of de politie gaat over de schreef, kan de situatie snel verslechteren. Het was altijd al zo dat de machthebbers de Rif uitermate streng bewaken. De regio is tot het uiterste gemilitariseerd. Op dit moment beperkt het oproer zich tot Al Hoceima, maar wanneer het zich uitbreidt naar de grote steden in het Noorden, zullen de autoriteiten in paniek raken.

Célian Macé.
Vertaling door Sietske de Boer

Foto’s door Achraf Bellaali 

 

Door Achraf Bellaali ©

Door Achraf Bellaali ©

Abbas Ibn Firnas

Abbas Ibn Firnas
Ibn Firnas was een Berberse Moor uit Spanje en moet geleefd hebben tussen 810 en 877 n.Chr. Ibn Firnas werd geboren in het huidige plaatsje Ronda in Andalusië. Ronda staat bekend om de kloof El Tajo, die de stad in tweeën deelt. Ibn Firnas was niet alleen ingenieur, hij was ook musicus en poëet. Als ingenieur hield hij zich vooral bezig met de mogelijkheden die glas bood bij verschillende toepassingen. Na vele proeven kreeg hij het bijvoorbeeld voor elkaar om kleurloos glas te maken. Ook was Ibn Firnas een van de eersten die lenzen wist te ontwikkelen voor een vergrootglas.

Inspiratie van Ibn Firnas
Het verhaal gaat dat Ibn Firnas toen hij aan het hof in Cordoba werkte ene Armen Firman met een soort rudimentaire parachute van de top van de minaret van de grote moskee zag springen. Geïnspireerd door deze gebeurtenis zou Ibn Firnas daarna besluiten om zich alleen nog maar te richten op vluchtmechanica. 20 jaar lang zou hij zich daarna volledig wijdden aan het bestuderen van vogels, vallende bladeren en vleermuizen. Gedacht wordt dat Armen Firman echter ook de Latijnse naam kan zijn geweest voor Ibn Firnas.

Gebroken botten
Toen Ibn Firnas de zestig al was gepasseerd, dacht hij de perfecte zweefconstructie te hebben uitgevonden. Samen met verschillende vrienden en andere geïnteresseerden trok hij daarom naar de Sierra Morena, een heuvelkam nabij Cordoba, om zijn uitvinding te testen. Met zijn zelfgemaakte zweefvliegtuig wist Ibn Firnas zeker 10 minuten lang in de lucht te blijven. Het einde verliep echter minder vlekkeloos. Omdat zijn constructie geen staart bevatte, bleek het voor hem onmogelijk om een rustige landing te maken. Ondanks dat hij de val wel overleefde, brak Ibn Firnas hierdoor vrijwel alle botten in zijn lijf. Voor de rest van zijn leven was hij hierdoor overgeleverd aan hevige pijnen.

Leonardo Da Vinci
Afbeeldingen van Ibn Firnas’ zweeftoestel, lijken sterk op de tekeningen die Leonardo Da Vinci bijna 700 jaar later maakte. Da Vinci wordt over het algemeen gezien als de eerste westerse denker over vluchtmechanica. De mogelijkheid bestaat dat Da Vinci bekend was met het werk van Ibn Firnas. Of dit echt waar was zullen we waarschijnlijk nooit weten. Ibn Firnas wordt in de westerse wereld echter wél erkend als een van de eerste luchtvaartingenieurs. NASA heeft namelijk een van de maankraters naar Abbas Ibn Firnas genoemd.

Etnografie van Noord-Afrika 

Etnografie van Noord Afrika
Het is misleidend om te denken dat de scheiding tussen de twee bevolkingsgroepen in Noord Afrika, de Arabischtaligen en de Amazightaligen is gebaseerd op twee verschillende etnische groepen, namelijk de Arabieren en de Imazighen. Dit verschil is eerder te wijten aan het feit dat het Tamazight (taal) zich gehandhaafd heeft in de bergachtige gebieden die moeilijk toegankelijk waren voor indringers terwijl deze taal elders plaats moest maken voor een nieuwe het Arabisch.

Men kan met zekerheid zeggen dat verschillende bevolkingsgroepen zich heel vroeg in de Maghreb hebben gevestigd. Met uitzondering van groepen mensen die zich niet mengden met de lokale bevolking, namelijk de Europeanen sinds een eeuw ongeveer en de Joden sinds de oudheid, zijn alle andere volkeren opgenomen in de Amazigh massa. De semieten zijn hier en voorbeeld van: Feniciërs, Arabieren. Anderen zoals de Indo-Europeanen, Latijnen, Germaanse Vandalen, de Grieken alsmede de Turken en de Negroïde bevolking uit Afrika, het zuiden van de Sahara werden allen geassimileerd aan het Noord Afrikaanse cultuur. Toch mogen wij niet aannemen dat al deze elementen de etnische samenstelling van de Maghreb hebben veranderd. Het aantal was gering vergeleken bij de lokale Amazigh bevolking.

 
De Germaanse Vandalen waren slechts met een man of 80.000. De Arabische migratie was ook niet indrukwekkend groot. De legers die men naar Noord Afrika uit het Midden Oosten stuurde in de VII en de VIII eeuw konden maximum 150.000 man bereiken. Daarnaast moet men er rekening mee houden dat een aantal van hen gestorven zijn gedurende de veldtochten en de opstanden tijdens de Amazigh opstanden en oorlogen tegen de nieuwe invasie uit het Oosten. Men kan hieraan nog hooguit 200 a 300.000 mensen toevoegen waaronder kinderen, vrouwen, handelaren, missionarissen, die in de loop van de tijd zich nog eens kwamen vestigen. 

Al met al zal men dus kunnen concluderen dat de huidige etnische samenstelling van Noord Afrika min of meer hetzelfde is gebleven als in vroegere tijden, ondanks al deze nieuwe etnische groepen.

Bron: Charles-André Julien, Histoire de l’Afrique du Nord. Payot, 1952.

Kanker in de Rif

“Internationale misdrijven & het recht op schadevergoeding voor de slachtoffers. De casus van de Rif-oorlog 1921-1926”, is een Franstalig boek in 2014 gepubliceerd. Oorspronkelijke titel Crimes internationaux & droit des victimes à réparation: Le cas de la guerre du Rif-1921-1926.

Advocaat Mustapha Ben Cherif is auteur van het boek, een bewerking van zijn promotie-onderzoek aan de Universiteit van Perpignan, Frankrijk. Dit boek bevat belangrijke informatie onder andere uit het militaire archief van Spanje en Frankrijk de zogenaamde ‘beschermers’ van Marokko.
Prostaatkanker, keelkanker en bloedkanker komen in de Rif vaker voor dan in andere delen van Marokko, 60% meer volgens het Marokkaanse Kankerinstituut. Dit komt door het gebruik van chemische wapens tijdens Rif-oorlog 1921-1926 en de kernproeven in Algerije 1960. 
Exacte cijfers van het aantal Riffijnse doden tussen 1921 en 1926 zijn er niet. Wel zijn er schattingen van 50.000 tot 100.000 doden. De officiële Spaanse en Franse bronnen spreken over 15.000 doden.
Spanje en Frankrijk zijn direct betrokkenen bij deze humanitaire slachting. Juridisch zijn ze even verantwoordelijk als de Marokkaanse Makhzan, de heersende macht. 

Destijds werden niet de “rebellen” bestookt met deze verboden wapens, maar de wekelijkse markten, de waterbronnen en de dorpen in de Rif bewoond door ongewapende kinderen, vrouwen en oude mensen. Die werden structureel en op (zeer) grote schaal met chemische wapens gebombardeerd.
Ook de natuur is niet gespaard gebleven door deze barbaarse en terroristische daden. Bossen in de Rif waren ook doelwit van chemische aanvallen. Er zijn onderzoeken die aantonen dat de grond onvruchtbaar wordt als gevolg van het gebruik van chemische wapens. Het hele Rif-gebied is blootgesteld aan giftige gassen en bewoners hadden geen gasmaskers of bescherming, zoals de Europeanen. Spanje heeft toen meer dan 60.000 gasmaskers voor hun eigen mensen bij een Duitse bedrijf besteld.
De Marokkaanse overheid zal nooit serieus kijken naar dit dossier, want dat ligt politiek zeer gevoelig. De Marokkaanse Makhzan is ook betrokken geweest bij deze chemische genocide. De toenmalige Sultan van Marokko stemde in om de Rif met gifgassen te bestoken.
De Franse staat heeft wel erkend kernproeven in het buurland Algerije te hebben uitgevoerd. Het heeft wetten die schadevergoedingen regelen voor iedereen die kan bewijzen schade te hebben geleden door deze kernproeven. 

Frankrijk bezette Ouad Namous, Beni Ounif in het grensgebied bij Figuig in Marokko.

Frankrijk gaf in 1934 en 1935 toestemming aan Engeland om in bovengenoemd dorp de grootste en meest geavanceerde chemische proeven te houden. Door wetenschappers wordt bevestigd dat zowel deze als de Franse kernproeven in Algerije in de jaren vijftig zeer ernstige gevolgen hebben gehad voor de bevolking.
Tot op heden hebben Frankrijk als Spanje hun gruwelijke misdaden tegen de Riffijnen niet officieel erkend.
Toch zijn er schrijvers en wetenschapper uit deze landen die wel over dit onderwerp schrijven. 
De Marokkaanse staat ofwel de Makhzan heeft nooit dit onderwerp aangesneden en het onderwijs in Marokko besteedt er geen aandacht aan. 

Er is wel wetenschappelijk onderzoek gedaan door Marokkaanse, Spaanse, Duitse en Engelse geleerden.
Voor de slachtoffers en nabestaanden is het juridisch wel mogelijk Frankrijk of Spanje aan te laten vervolgen. Dat kan ook in Spanje of Frankrijk zelf.

In Italië heeft een Italiaanse rechtbank beslag gelegd op Duitse gelden na aanleiding van een Griekse gerechtelijke uitspraak over een zaak uit 1944.

Het vervolgen van deze koloniale machten heeft dus wel zin en kan resulteren in een positieve uitkomst, zoals die bij de holocaust processen.

De Franse spoorwegmaatschappij SNCF heeft onlangs toegegeven verantwoordelijk te zijn voor het vervoeren van holocaust slachtoffers.
– Misdrijven tegen de mensheid verjaren niet.

– Afspraken van de internationale vredesconferenties in Den Haag van 1899 en 1907.

– Het Protocol van Genève uit 1925.

Remzemmeth 

Remzemmeth / Nekor 

Remzemmath is een oude havenstad aan de kust van Alhoceima. Het was gesitueerd in de uitmonding van de Ghiss rivier, aan de noordoostelijke oever, tegenover het Nekor eiland. 

Remzemmeth was de enige haven voor uitvoer van handel uit de Nekor vallei. Verder had je destijds de haven van Bades en die van Temsamane. 


Het Nekor eiland, peñón del Alhucemas/ Tazrout n Nekor is een kleine rots, vlakbij tweetal andere eilanden, genaamd Isla del Mar en Isla del Tierra. Het ligt tegenover Remzemmeth en moskee el Mujahideen in Ajdir. Het heeft een strategische ligging die het mogelijk maakt te baai te overzien. Het eiland werd in 1560 door Spanje bezet. Momenteel wordt het eiland bevolkt door een Spaanse legereenheid. 


Nekor-stad werd gesticht door Said ben Idriss ben Mansour Nafzi, in de tweede eeuw van de islamitische jaartelling. Nekor-stad ligt ongeveer twintig mijl ten westen van Temsamane en tussen de Nekor en Ghiss rivier. Said ben Idriss overleed in 894 AD. Zijn zoon Salih volgde hem op. Gedurende zijn regeerperiode werd Nekor-stad door Noormannen uit Scandinavië aangevallen. De laatste aanval dateert uit het jaar 473 van de islamitsch jaartelling. De leider van de Almoraviden- dynastie, Youssef Ibn Tachfin verwoeste Nekor-stad en daarmee ook het Nekor- vorstendom. Sindsdien is het nooit meer herbouwd of bewoond geweest. Het Nekor-vorstendom heeft circa drie eeuwen bestaan.

De Amazigh van de Malediven 

De Amazigh van de Malediven 

In zijn boek ‘De reis’ (ar-Rihla) vertelt Ibn Batuta over zijn avonturen op de Malediven (in de 14e eeuw), hij vertelt onder andere over een Amazigh uit Noord Marokko, Aboe al-Barakaat al-Barbari, die lang voor de komst van Ibn Batuta op de Malediven is geweest (begin 12e eeuw). De mensen op het eiland vertellen dat ze zich hebben bekeerd tot de Islam door deze Amazigh. In het boek wordt er een legende besproken over deze bekering: 
“….Elke maand verscheen er een ifriet (jinn) uit de richting van de zee, als een schip vol lantaarns, en zodra ze hem zagen, plachten de mensen een jonge maagd uit te kiezen en die behangen met juwelen naar de tempel te brengen, die op de oever was gebouwd en een venster had dat op zee uitkeek. Daar lieten ze haar de hele nacht achter. Als ze de volgende dag terugkwamen, vonden ze haar dood en geschonden terug. 

Elke maand trokken ze lootjes om vast te stellen wie zijn dochter moest afstaan. Op een zekere dag kwam er een Maghribijn op het eiland die Aboe al-Barakaat al-Barbari heette en die de koran uit zijn hoofd kende. Hij nam zijn intrek in het huis van een oude vrouw op het eiland al-Mahal. Toen hij op een dag binnenkwam, zag hij dat haar hele familie zich daar had verzameld en dat alle vrouwen huilden alsof er een begrafenis zou plaatsvinden. Hij vroeg wat er aan de hand was, maar ze konden het hem niet duidelijk maken. Ze haalde een tolk, die hem vertelde dat de oude vrouw het lootje had getrokken en dat haar enige dochter door de ifriet zou worden gedood. Aboe al-Barakaat zei tegen haar: ‘ik zal in plaats van je dochter gaan om daar de nacht door te brengen.’ Hij was immers baardloos. Die nacht brachten ze hem naar de tempel, nadat hij zich ritueel gereinigd had. Hij begon de koran te reciteren en toen de ifriet bij het venster verscheen, bleef hij doorgaan met reciteren. Toen de ifriet zo dichtbij was gekomen dat hij de recitatie kon verstaan, dook hij plotseling terug in zee. Toen de oude vrouw en haar verwanten de volgende ochtend kwamen kijken, was de Maghribijn nog steeds aan het reciteren….”

Mythische legende of niet, de mensen waren zo onder de indruk van deze Amazigh, dat het hele eiland zich bekeerde. Later zijn plaquettes gevonden met daarop inscripties dat de sultan en de rest van de bevolking bekeerde door toedoen van aboe al-Barakaat.  

Op de foto: mausoleum van Aboe al-Barakaat in Male, de hoofdstad van de Malediven.

Een volksverhaal uit Marokko

  • Het sprookje van de leeuwin en haar welpje. 

 

Er was eens een leeuwin die een welpje had waar ze erg veel van hield. Ze gaf hem vaak goede raad en zo zei ze tegen hem: “Mijn zoon, pas goed op voor de mens. Kom er niet te dicht bij en ga niet daar waar hij ook is, want je bent wel een geduchte leeuw, maar de mens is nog veel ontzagwekkender dan wij. Hoewel God hem zwakker heeft geschapen dan ons, heeft hij hem intelligentie en ideeën gegeven die ons te boven gaan; wat wij ook doen, hij is ons de baas.”
Maar het jong van de leeuwin wilde niet accepteren wat zijn moeder zei. Hij zag zichzelf al als een sterke leeuw, ook al was hij nog jong. Hij popelde om zijn krachten te beproeven en hij was altijd op een vechtpartijtje uit. Hij sprak tegen zichzelf: “Wat wil dat alles zeggen? Mijn moeder lijkt wel gek! Iedereen waarschuwt zijn nageslacht voor wat groter en sterker is. Zij geeft mij goede raadgevingen over de mens die minder sterk en kleiner is dan ik. Nou, ik heb er nog nooit een gezien en ik ken er geen, ik moet op zoek gaan tot ik hem vind, en dan zal ik hem beleefd vragen met mij te vechten.”
Het leeuwe-welpje ging dus op zoek naar de mens. Hij ontmoette eerst de dieren. De eerste was het paard. Hij vroeg aan hem: “Neem mij niet kwalijk, maar ben jij de mens?” Het paard antwoordde: “Ik ben de mens niet… zie je, ik ben langer dan jij. Wanneer de mens komt stopt hij me het bit in de mond, gooit het zadel over mijn rug, klimt boven op me, geeft me flink de sporen in m’n zij en dan moet ik wel hard lopen.”
Het leeuwtje vroeg: “Hoe lang is hij dan, die mens?” – “Hij komt zo ongeveer ter hoogte van mijn achterbeen, niet meer,” antwoordde het paard. “Dan ga ik hem opeten, en doden zodat jullie van hem af zijn.” Daarna kwam hij de ezel tegen, die hem zei: “De mens is gemeen!” 
Vervolgens ontmoette hij de kameel en ondervroeg ook hem. De kameel sprak: “Zie je wel hoe groot ik ben en hoe belangrijk? Stel voor dat hij me bij de hals vangt, me op de grond laat zitten, aan beide kanten van mijn rug twee zakken van tweehonderd kilo oplaadt en er ook nog zelf opklimt. Wanneer ik loop en een weg baan door landen waar geen einde aan komt en bergen van zand, dan haalt hij zijn fluit te voorschijn en begint te fluiten en te zingen en ik, ik loop door. Wanneer ik moe word en een beetje langzamer ga lopen dan pakt hij een grote stok. Hij slaat dan hard tegen mijn bovenbenen en ik moet wel hard lopen. Als je hem ergens tegenkomt, maak dan dat je weg komt!”
Het leeuwtje vroeg: “Hoe groot is hij, die man?” – “Zo groot als mijn achterbeen, niet groter.” Het leeuwtje brieste: “Ik weet het goed gemaakt, ik ga hem verslinden!” – “Jij gaat hem opeten?” zei de kameel. “Wat ons aangaat is hij degene die ons opeet. Als je hem ziet, maak dan dat je wegkomt, blijf niet bij hem in de buurt.” – “Ik moet hem nodig zien,” zei de leeuw.

Hij vertrek dus weer en zette zijn speurtocht voort. Hij kwam de hond tegen van een man die terpentijnbomen omzaagde en er dienbladen van maakte. Toen hij de hond zag, zei hij: “Ik zou je graag een vraag willen stellen. Ben jij de mens?” – “Nou, niet precies,” zei de hond, “maar ik ben zijn vriend, zijn makker. Mijn baas is een man die me te eten geeft en te drinken. Als je wilt, dan zal ik je bij mijn meester brengen.” De leeuw antwoordde: “Je zou me een groot plezier doen wanneer je me bij hem brengt; ik zou hem willen begroeten en met hem willen praten.” De hond zei: “Probeer ernstig te zijn in zijn aanwezigheid, wanneer je goed ontvangen wil worden.” – “Afgesproken,” antwoordde de leeuwe-welp.

De hond ging op weg naar zijn meester en liep voor de leeuw uit, die hem volgde. Bij zijn meester aangekomen, zei hij: “Ik breng je een gast die jou wil begroeten.” De leeuw zei tegen de mens: “Gegroet, o mens.” De man antwoordde de leeuw: “Ik ben de mens niet. De mens is daarginds.” De leeuw zei: “Laat mij hem zien, alsjeblieft.” De man zei tegen de leeuw: “Ik ben bezig met een moeilijk karwei. Als je wilt help mij dan om het snel af te maken en ik zal je erheen brengen. Maar waarom zoek je eigenlijk naar de mens?”
“Ik wil hem opeten,” antwoordde hij. “Hij maakt ons allemaal het leven onmogelijk, maar zeg het niet tegen hem wanneer je me bij hem brengt.” De man antwoordde: “Nou goed, maar je moet me wel helpen zodat we er snel heen kunnen gaan.” De leeuw zei: “Zeg mij wat ik moet doen.” De man sprak: “Ik zal het je dadelijk zeggen.”

Nu was er nog een stronk van een boom overgebleven. De man had er met zijn bijl een spleet in geslagen. Zo lag de stronk open en de man zei tegen de leeuw: “Stop alle vier je poten hier in deze gleuf, zodat ik het hout op een andere plaats kan splijten.” Zo stopte de leeuw al zijn poten stevig in de spleet. De man tilde zijn bijl op en de stronk knelde de poten van de leeuw vast zodat hij ze niet meer kon terugtrekken. Hij begon te schreeuwen: “Mijn poten zullen gebroken worden!”
Hij riep maar door en de man ging weg om een onbreekbare, stevige stok te snijden. Toen hij weer terugkwam zei hij: “Zoek jij de mens om hem op te eten?” De leeuw zei: “Op dit moment hou ik me alleen met mezelf bezig: ik ben gevangen door die boom.” De man tilde zijn stok hoog op, sloeg de leeuw op de rug en zei: “Wat wilde jij de mens aandoen? Ik ben het, de mens! Ik moet je keel afsnijden en je vlees proeven, ik heb nog nooit eerder leeuwevlees gegeten.”
Het leeuwtje begon te huilen, te schreeuwen en smeekte de man. “Laat me toch vertrekken alsjeblieft! Mijn moeder had me aangeraden niet in de buurt te komen van de mens. Ik heb haar niet gehoorzaamd. Ik dacht dat ik sterker was dan hij. Doe mij een groot plezier en, in ’s hemelsnaam, laat me gaan!”
“Ik zal je een pleziertje doen: ik zal je niet de keel afsnijden, maar ik ga je in mootjes hakken!” Toen gaf de man hem zo’n pak rammel dat hij hem bijna tot moes sloeg en daarna liet hij hem gaan. 
De leeuw ging weg en strompelend en huilend kwam hij bij zijn moeder aan. Die zei tegen hem: “Dit is je verdiende loon. Waarom heb je niet geloofd wat ik tegen je zei?”
Zijn moeder gaf hem toen medicijnen en verzorgde hem goed. Hij knapte weer op en vergat alles wat hij aan slaag had gekregen toen hij in handen van de mens was gevallen. 
Op een dag verzamelde hij al zijn neven om zich heen en zei tegen hen: “We moeten allemaal tegelijk de mens bespringen en hem verslinden. Laten wij ons van hem bevrijden!”
Zo gingen ze allen op weg naar de mens. Die zag al van verre de geweldige horde leeuwen aankomen. Hij klom in de top van een boom. De leeuwen ontdekten de man daar op een tak, boven in de boom. Ze dachten diep na en overlegden hoe zij hem konden vangen. De leeuw die het pak slaag had gekregen zei: “Ik zal jullie goede raad geven: we moeten boven op elkaar gaan staan en zo kunnen we hem te pakken nemen. Maar ik ben de sterkste van jullie allen, ik moet dus onderaan staan en zo zal ik jullie dragen.”
Ze klommen boven op elkaar. Ze hadden de man bijna bereikt, toen deze in de onderste leeuw degene herkende die hij had geslagen. Hij riep: “Breng mij de stok, zodat ik de leeuwen een pak rammel kan geven. Ze zijn juist bij me aangekomen.”
Toen de onderste leeuw dat hoorde, maakte hij zich snel los en ging er van door. De anderen vielen door en over elkaar en doodsbang sloegen ze op de vlucht. Ze zeiden tegen hun bondgenoot: “Waarom ben je ervandoor gegaan? Je hebt ons laten vallen.” Hij antwoordde: “Ik wilde niet dat jullie evenveel stokslagen zouden krijgen als ik ooit heb gehad. Wanneer hij eenmaal met de stok gaat werken, berg je dan maar. Ik dacht aan degene die bovenop stond. Als hij hem te pakken had gekregen had hij moes van hem gemaakt. We moeten ons, beste neven, uit de voeten maken wanneer we ergens de mens zien en niet te dicht bij hem komen!”

Dit verhaal is bedoeld voor ieder die zich, ondanks waarschuwingen van zijn ouders, niet aan hun goede raad houdt. Het zal hem net zo vergaan.

Ziyaan graaft naar zijn wortels

image

 

Ziyaan, een jongeling met een scherp verstand, ging graven naar zijn wortels, probeerde zijn afstamming te achterhalen en de gebeurtenissen van de voorbije tijd.

Hij vroeg de imaams, maar hun antwoord begreep hij niet. Hij vroeg de scholieren en de studenten. ‘De boeken zijn leeg,’ zeiden ze, ‘in de boeken staat de geschiedenis van de Fransen en de Duitsers, van Engelsen en Amerikanen, en de geschiedenis van de trollen van deze tijd: een geschiedenis die van een haan een kiekendief maakt.’

O Ziyaan, dit is alles wat er is, deze geschiedschrijving: zij maakt geen gewag van Abdelkrim, zij wijdt geen woord aan Anoual of Dhar Oubarran.

Ziyaan begreep niets van al hun gepraat. Stad en land liep hij af, geen plaats hield hem vast. Alsof hij een doorn in zich droeg! Hij ging de mensen langs om hen te vragen over de gebeurtenissen van de voorbije tijd.

Zijn grootouders waren erbij! Naar hen ging hij toe met de vraag; Wie is Abdelkrim? Wat is er gebeurd in Anoual en Dhar Oubarran? Zijn grootmoeder sprak, haar lippen trilden. Tranen als granaatappels vielen uit haar ogen en kwamen samen op haar kin.

Abdelkrim, mijn kleinzoon, was een klaproos die groeide in de harten van mensen. Abdelkrim, mijn kleinzoon, was de maan temidden van de sterren. Abdelkrim, mijn kleinzoon, was een heldere bron, waaruit ouderen, jongeren en kleinkinderen drinken. Tranen beletten haar het spreken en grootvader nam het woord:

Abdelkrim, mijn kleinzoon, was een boom en wij waren de wortels. Abdelkrim, mijn kleinzoon, was een imam en wij waren zijn leerlingen. Hij heeft ons de wegen onderwezen die leiden naar het goede leven. Abdelkrim, mijn kleinzoon, is niet een van die hedendaagse imams die op hun buik kruipen als slangen, hun aandacht op hun bord gericht, op datgene waarmee zij hun darmen kunnen vullen. Abdelkrim, mijn kleinzoon, gaf zijn leven voor het recht van de armen, op iedere plaats, waar zij zich ook maar bevinden. Abdelkrim, mijn kleinzoon, is niet als die hedendaagse trollen: met in de ene hand een dolk, in de andere de Koran hakken ze handen af voor het stelen van een stukje brood. Zelf roven ze het vloeibare goud. Hun pelgrimage voert hen naar het Zwarte huis dat zich in Amerika bevindt. Ze melken het bloed van de broederschap en drinken het in glazen. Ze gaan huwelijksbanden aan met Amerikanen en zionisten. Abdelkrim, mijn kleinzoon, nam het niet dat ons land werd verdeeld door de vijanden van over de zee, de Spanjaarden, de Fransen en de Italianen. Ga, mijn kleinzoon, vraag het de sterren! Ga, mijn kleinzoon, vraagt het de bergen, vraag het de dalen! Zij hebben allee gezien, zij zijn getuige geweest, zij hebben het meegemaakt.

Zij hebben Abdelkrim gezien op zijn paard met zijn geweer aan zijn borst. Zijn kinderen stonden op, verenigden zich als de vingers aan een hand en zij kwamen toegesneld. Alom rezen zij op, van jong tot oud. De een bracht geweren mee, de anders sikkels. De Spanjaarden werden in het nauw gedreven en omsingeld.

De vrouwen susten de geschrokken kleintjes en bereidden schalen tarwegries. Ze repten zich jubelend over de velden en zongen verzen over de strijders van Dhar Oubarran.

Ga, mijn kleinzoon, vraag het de sterren! Ga, mijn kleinzoon, vraag het de bergen, vraagt het de dalen! Zij hebben alles gezien, zij zijn getuige geweest, zij hebben het meegemaakt, overal.

Vraag de berg van Anoual die zich verheft in Temsaman. Hij beleefde een grote krijg! Bij duizenden werden de Spanjaarden door een handjevol mensen ingemaakt. Daar is het dat Silvestre verbijsterd stond en zijn officieren met hem. Wie ze te pakken kregen wachtte een graf, wie vluchtte werd opgeslokt door de ravijnen.

Ga, mijn kleinzoon, vraag het de sterren! Ga, mijn kleinzoon, vraag het de bergen, vraagt het de dalen! Zij hebben alles gezien, zij zijn getuige geweest, zij hebben alles meegemaakt.

Ziyaan kreeg kippenvel van hoofd tot voeten en zijn aderen werden te nauw voor zijn hete hoofd. Hij liet zijn grootvader achter En trok verder over bergen en dalen.

Op een nacht was Ziyaan moe gaan liggen en hij keek naar de sterren. Tussen slapen en ontwaken verscheen hem Abdelkrim die hartverscheurende woorden tot hem richtte:

‘Ziyaan, mijn zoon, jullie zijn beland in een slechte tijd. Het is verkeerd met jullie afgelopen! Jullie kommer doet mij pijn in mijn graf. Jullie zijn als slaven geworden, die worden verkocht op markten. Het land, jullie moeder, uitgehold door slangen, huilt als een vergeten weeskind op een feestdag.

Sta op, mijn kinderen, verlaat de grotten, verander de tijd, voordat wolven jullie verslinden. Ruk de oleander uit en steek de distels in brand. Plant bloemen en maak de granaatboom rondom onkruidvrij. Wet de sikkels voordat ze verroesten. Hoelang nog willen jullie doorgaan met vallen en opstaan, met het nemen van verantwoordelijk en het ontlopen ervan?’

 

Uit: Ahmed Essadki, Strijdkreet van de aarde, Aalsmeer 1997

 

 

 

 

Het Rifgebergte

De Riffijnse bergketen is één gebied, in tegenstelling tot het veel grotere en hogere Atlasgebergte in het zuiden. Het is helemaal afgescheiden van de Atlas door de Taza vallei en geologisch gezien jonger, uit het tertiaire periode. Van oost naar west is het gebied tussen de 350 en 400 kilometer lang, van noord naar zuid is het gebied tussen 80 en 100 kilometer wijd. Het plateau van Targuist vormt de grens tussen het westen en de oosten van de bergketen. De top van de keten, adrar Tidighin (2456 meter), ligt ten zuiden van Ketama en ten westen van Targuist, in Sinhaja Sghir. Ten westen van Targuist is er veel bebossing, bijvoorbeeld de ceders en de grote en zware kurkeiken in Ghmara, waar ook de enige Marokkaanse sparrenbomen staan. In tegenstelling tot deze vegetatie vinden we ten oosten van Targuist, in het echte Rifgebied, voornamelijk ontboste grond.

Het Rifgebied is een bergachtig terrein in het oostelijke deel. Dit gebied ligt ten westen van het relatief open land tussen Midar en Melilla. Het is de regio tussen Targuist in het westen, Midar in het oosten, Alhoceima en de Middellandse Zee in het noorden en Aknul in het zuiden. Het Centrale Rif is erg bergachtig, ontbost met steile rotsachtige hellingen. Twee bergen domineren het gebied: de Azru Aqchar (de kale rots) in de Izennayen en het hoogste punt van Jbel Hmam (de duivenberg), adrar n Sidi Bu Khiyar (1944 meter hoog). De beroemde stamheilige is daar begraven. Het massief van de Jbel Hmam is het echte hart van het gebied van de Ait Waryagher.

 

adrar-bu-khiyar-3

 

In de Centrale Rif ligt de hoogste bergkam in het noordelijke deel van de Izannayen, waar pieken van 1600 meter en hoger heel normaal zijn. In de winter valt hier regelmatig sneeuw. In de winter hebben zowel de Izannayen als de Ait Ammarth sneeuw en vriest het er soms, terwijl het  grootste deel van de Ait Waryagher, uitgezonderd de hoogste deel van Jbel Hmam, aanzienlijk minder koud is.

Aghza Ghis en de Nekor zijn de langste rivieren in de regio, beiden ongeveer 70 kilometer lang. Aghza Ghis ontspringt in het gebied van de stam Senhaja, loopt oostelijk door Targuist om daar de Ait Waryagher binnen te gaan.

Nekor ontspringt bij Ajdir, (Izannayen) waar Nekor een andere naam heeft, Aghzar n Bayu. De rivier stroomt pal naar het noorden waarbij hij een kloof gevormd heeft door de tribale grens tussen Izannayen en Ait Waryagher. Vervolgens stroomt hij in noordoostelijke richtig naar Arbaa n  Taourirth. Hier gaat hij weer pal naar beneden en mondt uit bij Tazourakht, waarbij hij de Ait Waryagher aan westkant scheidt van de Ait Tuzin ten oosten daarvan. Nog eens 20 kilometer noordelijker komen de stromen van Thanda Hawa bij de Nekor en wordt de rivier de grens tussen Ait Waryagher en Temsamane. Uiteindelijk mondt Nekor in de baai van Alhoceima, aan de oostkant, die aan de westkant begrensd wordt door Aghza Ghis.

Op basis van een kort overzicht is duidelijk dat de geografie van de Rif zich richt op de Middellandse Zee waar bijna al haar rivieren op uitkomen.

De luchtvochtigheid aan de kust kan groot zijn, in de zomer door een dikke mist die de zon vertroebelt en in de winter door overvloedige motregen. De temperatuurverschillen zijn het grootst in het binnenland waar niet veel regenbuien vallen.

De flora en fauna van de noordelijke helling van de Rif zijn gevarieerder dan de zuidelijke helling. Wie met een auto door de centrale Rif reist, zal opmerken dat grote bomen er niet voorkomen. Het is niet moeilijk om de fauna in de regio te delen. Net als grote bomen zijn ook de grote dieren afwezig. Jakhalzen zijn er echter wel te vinden, door het hele Rif gebied. Kleinere beesten zoals stekelvarkens, egels, ratten, muizen, hazen en konijnen komen ook voor. Riffijnen hebben als vuistregel dat al het vlees dat haram is als voedsel, wel geneeskrachtige eigenschappen kan hebben. Maar goed, de ontbossing van het landschap heeft het dierenleven in de Rif gebied sterk aangetast.

De patrijs en de duif zijn wilde eetbare vogels die veel voorkomen. Riffijnen jagen vaak op deze vogels. De meest voorkomende reptielen in de Rifgebergte zijn kikkers, padden en schildpadden, kleine gekko hagedissen en kameleons vindt je er ook. Schorpioenen en slangen worden onmiddellijk gedood. Andere insecten niet. De enige insecten die van belang zijn voor de Riffijnen zijn de bijen.

Doordat de vegetatie van de Centrale Rif voornamelijk uit ondoordringbaar struikgewas bestaat, ziet het gebied er van bovenaf uit als een stuk verkreukeld bruin papier. Vanuit de lucht zie je kleine vierkante witte stenen en lemen huizen. Deze huizen liggen ver uit elkaar, als sterren aan de hemel zoals de Ait Waryagher zelf zeggen.

4506833_388b452fe4_m6532154